Over religie
Aan het eind van de toespraak die hij in 1925 op weg naar Amerika op de SS Volendam hield over de diepere kant van het leven, werd Hazrat Inayat Khan gevraagd of Boeddhisme en Christendom iets gemeen hebben. Natuurlijk was Inayat Khan zelf geen boeddhist, maar de vraag werd hem vermoedelijk gesteld omdat hij over Boeddha had gesproken in zijn toespraak. Hij gaf als antwoord – zoals hij dat talloze andere keren gedaan had – dat er in feite maar één religie bestaat en dat alle verschillende geloven, zoals Boeddhisme, Christendom, Judaïsme, Islam en alle andere religies, vormen zijn die gegeven werden om specifieke samenlevingen te helpen.
Voor veel mensen is dit moeilijk te begrijpen. Hoe meer iemand toegewijd is aan zijn geloof of kerk, hoe verwarrender het wordt, al helemaal omdat trouw en loyaliteit heel sterk benadrukt worden in de meeste religies. Te overwegen dat een andere manier misschien ook geldingskracht kan hebben, lijkt een verraad van iemands belofte aan God. Om te kunnen begrijpen wat Inayat Khan zegt, moeten we – op z’n minst een paar centimeter! – opstijgen boven de dichtheid van de aarde en boven het onderscheid en verschil dat de mensheid verdeelt.
Wat de meeste mensen beschouwen als ‘religie’ zijn de uiterlijke vormen, de rituelen, regels en voorschriften en zelfs de karakteristieke architectuur, die de tastbare uitdrukkingen zijn van een innerlijke waarheid die niet onder woorden gebracht kan worden. Bovendien hebben deze uitdrukkingen op heel natuurlijke wijze een vorm gekregen die de ontvangers van de boodschap behulpzaam kan zijn. Als een land grenst aan de zee en de mensen vissen voor hun levensonderhoud, is het zinloos om ze beeldspraak voor te houden met kuddes en lammetjes op de berghelling. Moersjid Hidayat was er dol op zijn vader te citeren, die zei: “De Chinese boeddha heeft Chinese ogen.” De betekenis van deze uitspraak wordt duidelijk als we bedenken dat Shakyamuni Boeddha historisch gezien geen Chinees uiterlijk kon hebben omdat hij uit Noord-India kwam.
Misschien kunnen we, om ‘religieuze’ verschillen te boven te komen, denken aan het beeld van een orkest met hoogst ervaren musici, die elk zeer toegewijd zijn aan zijn of haar instrument, de violist aan de viool, de fluitist aan de fluit, enz. Maar als elke musicus gewoon maar wacht tot de andere spelers opzij zijn gegaan zodat ze eindelijk hun eigen geliefde tonen kunnen voortbrengen, dan zal het orkest het er slecht vanaf brengen. De Componist heeft iedereen zijn eigen deel gegeven om te spelen en de musici moeten harmonisch samenspelen. De waardering voor de tonen van de anderen vermindert onze liefde voor het instrument dat wij zelf gekozen hebben niet; integendeel, die waardering biedt een veel rijkere ervaring en dieper begrip van de muziek van het leven.
Achter iedere vorm, en al helemaal achter de vormen van religie, is schoonheid te vinden. Maar vormen onthullen én bedekken. Als we voorbij de vorm kijken naar de schoonheid achter de vorm, kunnen we een begin maken met het zien van de eenheid van religie en begrijpen dat ieder mens met een open hart de waarheid van ieder geloof kan bevatten.
Vertaling Kariem Maas