Toestemming vragen
In India houden musici zich vaak aan een heel mooie gewoonte: nadat alle praktische zaken geregeld zijn, zoals het plaatsen van microfoons en kabels en het controleren van het geluid, en het klaarzetten van flessen water, en nadat de instrumenten gestemd zijn, richt de belangrijkste artiest zich tot de gastheer of de hoogst aanwezige persoon, of elke artiest met een hogere status, en vraagt toestemming om te beginnen. Die toestemming wordt altijd vriendelijk gegeven, maar pas dan slaat de artiest de eerste noot aan.
Achter elke hoffelijkheid schuilt iets diepers. Wanneer we die diepere zin uit het oog verliezen, verliezen zulke vormen hun waarde en dan worden ze beschouwd als louter zinloze oppervlakkigheden. In dit geval zijn verschillende betekenissen subtiel met elkaar verweven. De eerste, maar niet noodzakelijk de belangrijkste, is dat de gastheer de kunstenaar gevraagd heeft te komen, en het vragen om toestemming is de erkenning dat diens vrijgevigheid en gunst dit moment mogelijk hebben gemaakt. Het geeft een zekere waardigheid aan het moment.
Een andere draad in het weefsel van betekenissen is dat wanneer de muziekkunst als heilig wordt beschouwd, het erg aankomt op de juiste houding. Wie komt om te bidden maar bij de deur van het heiligdom niet de juiste houding heeft, niet zichzelf achterlaat, kan net zo goed geen moeite doen voor het ritueel van gebed, en een muzikant die niet de juiste houding heeft, die zijn of haar kunst gebruikt voor zelfpromotie, is ver verwijderd van het heilige ideaal. Dit wil niet zeggen dat alle muzikanten in India heiligen zijn – verre van dat! Maar er zijn er genoeg die hun kunst als heilig beschouwen, zodat dit gebruik wel degelijk van betekenis is. Daar komt bij, dat wie zijn of haar kunst aan het Goddelijke aanbiedt, beloond wordt op een manier die anderen zich niet kunnen voorstellen.
Dat weerspiegelt ook de goeroe-shishiya traditie waarmee in India muziek wordt onderwezen. Dat betekent dat er een overdracht is van leraar of goeroe aan de student in een religieuze context, met als resultaat dat de student zich er intens van bewust is de weldaden te ontvangen van vele generaties toegewijde studie. Ook hier is de overdracht er niet alleen een van de kennis van vormen en technieken, maar ook van de innerlijke houding die leven geeft aan de vormen. Een musicus die de gastheer om toestemming vraagt, respecteert zeker de gastheer, maar ook zijn eigen achtergrond, die zich over tientallen generaties of meer kan uitstrekken.
We zouden onze eigen dagelijkse oefeningen met zo’n zelfde houding kunnen benaderen. Na aandacht voor de praktische details, wat die ook mogen zijn – kaars, wierook, een raam openzetten, de telefoon op stille modus zetten, enzovoort – zouden we ons kunnen afstemmen op de stilte en dan, voordat we beginnen, toestemming vragen. In onze traditie zou dat waarschijnlijk betekenen dat we een beroep doen op Hazrat Inayat Khan, om te erkennen dat wat we ook gaan doen – onze gebeden, ademhalingsoefeningen, de herhaling van heilige woorden enzovoort – tot ons gekomen is door zijn genade en zijn inspanningen om de wereld te helpen. Zoals hij in Gayan Gamakas zegt: “Ik ben niet gekomen om de mensheid te veranderen; ik ben gekomen om haar verder te helpen.” Daarom is zijn toestemming vragen op zo’n moment niet alleen een goede training voor het ego, maar zal het zeker veel zegeningen aantrekken voor ons werk.
Vertaling Kariem Maas