Er is geen gesproken Nederlandse versie van deze podcast, maar hier is de vertaling te lezen.
Hoe loop je over water?
Wij stellen gewoonlijk aan de rand van het water de grens van het menselijk kunnen vast: zoals bijna alle schepselen die groter zijn dan insecten, kunnen mensen op het land lopen, maar niet op het water. Daarom lijkt het wonder van Jezus die het Meer van Galilea oversteekt, tot verbazing van zijn leerlingen die eerst dachten dat ze een geest zagen, een bewijs van de goddelijkheid van de Meester. Toen zij dit zagen, aanbaden de discipelen Jezus als de Zoon van God, iets wat zij nooit eerder hadden gedaan. Maar is het een vermogen dat buiten bereik ligt van ons gewone stervelingen? Volgens het evangelie van Matteüs kon Petrus, die opging in het moment en door zijn Meester werd uitgenodigd “Kom!”, een paar wankele stappen zetten voordat hij zich herinnerde waar hij was en wegzakte. Betekent het dat dit iets is waar we naar kunnen streven?
In het soefisme worden geen lessen in ‘waterlopen’ aangeboden – hoewel ze in onze tijd zeker een onmiddellijk on-line marketing succes zouden zijn – maar in Vadan Alankaras vinden we wel dit: “Leer mij, Heer, de zee van het leven te betreden.” Waarom noemt Pir-o-Murshid Inayat het leven een zee? Omdat het groot is? Misschien. Niets kan ons zo klein doen voelen als de wijde horizon van de zee, en het leven kent ook geen grenzen. De zee is ook ondoorzichtig; vanaf het oppervlak hebben we weinig idee van wat er in de diepte verborgen kan zijn; onze aandacht kan zonder waarschuwing worden getrokken door de zilveren flits van een vis of de deinende omvang en het wijze oog van een walvis, zo niet iets meer sinisters. Ook dat klinkt als leven. Bovendien is de zee een uitdaging om te navigeren. Vroege beschavingen hebben er lang over gedaan om hun weg te vinden zodra ze het land uit het oog waren verloren. Misschien nog belangrijker, de zee is niet stabiel zoals het land dat is. De zee wordt beïnvloed door getijden en stromingen, en golven die opkomen en weer afnemen, en er zijn plotselinge veranderingen in de wind en stormen die zonder genade toeslaan. Als we aan al deze eigenschappen denken, kunnen we het er gemakkelijk over eens zijn dat de zee een uitstekende metafoor is voor het leven, en “de zee betreden” moet betekenen dat we alles wat het leven ons toewerpt de baas worden. Maar het gezegde vraagt dat wij onderwezen worden – dat zegt ons dat er iets te leren valt, maar wat? En hoe leren we het?
Als we in zee worden gegooid, zijn er drie mogelijke gevolgen: we kunnen zinken, we kunnen blijven drijven, of als we hebben geleerd wat nodig is, kunnen we boven op de golven staan. Zinken betekent dat we in de greep zijn van “de dichtheid van de aarde”, en tenzij er iets verandert, koersen we als een zinkend schip naar de zeebodem. Drijven is beter; het betekent dat we enige verwantschap met de zee vinden – maar de golven kunnen ons nog steeds heen en weer gooien omdat we geen controle over onze situatie hebben. Op de golven lopen betekent dat we iets van de hemel in onze natuur hebben ontdekt, een verticale verbinding die ons boven het tumult van de zee uittilt. Dit kan ons doen denken aan het vliegende hart, dat in staat is naar boven te zweven wanneer het ontvankelijk is voor het licht van leiding.
In Gayan Gamakas staan deze regels: “Wanneer ik mijn ware zelf terugtrek uit het valse, weet ik alle dingen, en toch sta ik veraf; zo stijg ik boven alle veranderingen van het leven uit”. Wat we dus moeten leren, om ons op de steeds veranderende golven van het leven te begeven, is ons echte zelf te onderscheiden van ons valse. Eén aanwijzing is dat wat naar boven reikt het echte zelf is. De twee vleugels van het hart zijn onverstoorbaarheid – wat betekent dat we ons niet bekommeren om wat we niet kunnen veranderen – en onafhankelijkheid. Door deze vleugels voortdurend te oefenen, zoals een jong vogeltje leert vliegen, worden ze sterk genoeg om ons gewicht te dragen. Vroeg of laat komt het moment van opstijgen.
Vertaling Kariem Maas