Als ik van een dienaar hou…
Dhul Nun al Misri (d. ca. 859 CE) was een vroege, zeer gerespecteerde soefi uit Egypte. Hij reisde in Syrië en Arabië, en een van zijn studenten was Sahl al Tustari (over wie in het Engels meer te lezen is hier en in deze blog). Er wordt gezegd dat Sahl uit respect voor de wijsheid van zijn leraar weigerde om zich in te laten met mystieke verhandelingen tot na het overlijden van Dhul Nun. Geen van zijn geschreven werken heeft het overleefd, maar vele toegeschreven gedichten, zoals de volgende, zijn mondeling overgeleverd.
De ware soefi wordt elk uur nederiger, want elk uur brengt hem dichter bij God. Ware soefi’s zien zonder kennis, zonder te kijken, zonder enige informatie te ontvangen, zonder observatie, zonder beschrijving, zonder te worden gesluierd, zonder een sluier. Ze zijn zichzelf niet. Als men al kan zeggen dat ze bestaan, dan bestaan ze in God. Elk van hun bewegingen wordt door God veroorzaakt; hun woorden zijn Gods woorden, gesproken met hun tong; hun gezichtsvermogen is dat van God, die in hun ogen is binnengetreden. De glorievolle God heeft gezegd: “Wanneer ik een dienaar liefheb, ben ik, de Heer, zijn oor, zodat hij door Mij hoort; ik ben zijn oog, zodat hij door Mij ziet; ik ben zijn tong, zodat hij door Mij spreekt; ik ben zijn hand, zodat hij door Mij iets kan vasthouden”.
Vertaling Kariem Maas