Hebben we goede raad nodig?
In zijn beroemde epische gedicht De Vergadering van de Vogels schetst de Perzische soefi Fariduddin Attar (± 1145 – ± 1221) een beeld van de menselijke natuur door vogels als metafoor te gebruiken. Het gedicht begint met een grote samenkomst of ‘vergadering’ van alle vogels van de wereld; ze zijn helemaal uit het veld geslagen, want ze hebben geen leider, ze hebben geen koning die over hen regeert. Na enige discussie stelt de wijste onder hen, de hop, voor om op zoek te gaan naar de grote Simurgh, de goedgunstige vogel uit de legenden die de Goddelijke Aanwezigheid vertegenwoordigt. Zo’n reis is niet gemakkelijk, waarschuwt de hop, want ze zullen veel ontberingen moeten doorstaan en wel door zeven valleien heen moeten met namen als ‘de vallei van de verwarring’ en ‘de vallei van de armoede’ voordat ze in de buurt van het onderkomen van de Simurgh komen.
Als ze dit horen, trekken veel vogels zich terug, zelfs nog voor het begin van de zoektocht. Elk van die vogels biedt een excuus dat staat voor een bepaalde menselijke tekortkoming die de weg naar het spirituele doel blokkeert.
Na een lange trektocht en veel moeilijkheden, bereikte een kleine groep vogels onder leiding van de hop het onderkomen van de Simurgh, en daar, geholpen door een Perzische woordspeling die er goed bij past, ontdekken ze de waarheid. ‘Simurgh’ betekent ‘grote vogel’ of misschien ‘arend’ maar het kan ook ‘dertig vogels’ betekenen. Grondig gezuiverd door alle ontberingen, komen de dertig trouwe vogels door middel van een mystieke openbaring terecht in de aanwezigheid van de grote Simurgh – en ze zien zichzelf in een spiegel.
Je zou kunnen zeggen dat de reizigers hun echte ‘Zelf’ hebben gevonden – dat nooit iets anders is geweest dan het Goddelijke, zoals we het horen in de aanroep: er is maar Een Wezen. Daarom is de waarneming van veelheid een illusie. Niettemin toont het gedicht ons ook dat de reis noodzakelijk is. De vogels die achterbleven of de zoektocht opgaven kregen niet hetzelfde inzicht als de vogels die volhielden tot het eind. De zeven valleien die overgestoken moesten worden vertegenwoordigen lagen van onze opgebouwde identiteit die verwijderd moeten worden. Pas als we elk restje ‘mij’ aan de kant hebben geschoven, kunnen we het heldere licht herkennen dat Alomtegenwoordig en Aldoordringend is.
De vogels die aankwamen bij het doel, deden dat met hulp, aanmoediging en begeleiding van de hop. Aan Hazrat Inayat Khan werd eens gevraagd of het mogelijk was om verlichting te bereiken zonder een begeleider. Zijn antwoord was dat niets onmogelijk is in deze wereld, maar dat het zeker veel gemakkelijker is om de tocht onder begeleiding te maken. Het probleem met ‘zelf-sturing’ is dat het juist het ‘zelf’ is dat in de weg staat van het Zelf. Met andere woorden, we kunnen het concept dat alles Een is wel kennen, maar dat is niet genoeg. Als iemand zonder verder na te denken zegt: ‘Ik hoef niks te doen, want ik weet dat ik God ben’, toont dat alleen maar, zoals Hazrat Inayat Khan zegt met een directheid die je zelden bij hem treft, onbeschoftheid en stompzinnigheid. Mensen die het echt weten geven er de voorkeur aan om hun lippen op elkaar te houden en te zwijgen.
Maar waar zouden we dan goede raad kunnen vinden? Aan wie kunnen we vragen ons te begeleiden? In een recente post raadde Ibn ‘Abbad aan om ‘een stevig gegrond iemand, in wiens hart licht schijnt en wiens houding puur en helder is‘ te vinden. Hazrat Inayat herhaalt dit als hij zegt in de Gayan:
Je hoeft niet te zoeken naar een heilige of een meester:
een wijs iemand is genoeg om je te begeleiden op je pad.
Vertaling: Irene Lennings