Vogels voeren
Als we jaren geleden in Canada in de winter een wandeling gingen maken door het bos, namen we altijd een zakje voer mee voor de vogels. Er leven daar bepaalde vogels die niet erg bang zijn voor mensen en als we hun roep hoorden vlakbij, dan legden we wat zaadjes in de palm van onze hand en wachtten af. Vaak duurde het maar eventjes of daar kwam het verrassende miniatuur gedaver van vleugeltjes en een piepklein vogeltje landde ineens op het platform van onze hand om zich aan wat eten te helpen.
Dit betoverende en broze uitwisselingsmoment ontstond omdat we stil waren. Beweging, spreken en zelfs gedachtes en ademhaling waren uitgeschakeld, om het ritme van onze gast volkomen vrijheid te bieden.
Hazrat Inayat Khan zegt dat onze pogingen om de Boodschap aan te bieden net zo zouden moeten zijn. Er zijn veel harten in de wereld die verlangen naar de trilling van harmonie, van spirituele schoonheid – maar als die trillingen zich bewust zijn van je aanwezigheid, dan vliegen ze weg. Sterker nog, de meeste vogels zullen niet eens op je hand komen zitten; ze zijn te behoedzaam. Het zaad moet gestrooid worden op een plek die ze kunnen zien en dan moeten we ons terugtrekken. Daarom moet een groot gedeelte van het werk om de boodschap te verspreiden stilletjes gebeuren, onzichtbaar, op een ongeziene manier.
Wat betekent dat? Iedereen vindt zijn eigen manier van werken, maar het zou kunnen betekenen: te geven zonder de gift van een opschrift te voorzien, vriendelijk en voorkomend te zijn zonder aanspraak te maken op vriendelijkheid, een aanbod te doen zonder erkentelijkheid of wederdienst te verwachten.
De hoop – en hoe helderder die schijnt, hoe meer we ons realiseren dat het niet onze persoonlijke hoop is – is om voeding te geven, en niet om de mensen die dat ontvangen, te claimen of te temmen. Als een paar mensen hun behoedzaamheid laten varen en dichterbij komen, dan zijn ze vanzelfsprekend welkom, maar de Boodschap is er voor iedereen en niet slechts voor een beperkt aantal. De Boodschap is niet ons eigendom en de resultaten zijn er niet om op ons conto te worden bijgeschreven. Harzat Inayat Khan verwoordt dat zo in de Gayan, Gamekas:
Ik werk eenvoudig voort, zonder mij over de uitslag te bekommeren. Mijn voldoening bestaat uit het verrichten van het werk dat me is opgedragen, zo goed als ik kan, en de uitwerking laat ik over aan de Oorzaak.
Vertaling Irene Lennings