Gods plan
Als we een plan maken, houden we rekening met wat we weten. Toch komt altijd iets onverwachts op ons pad. Of het nu een eenvoudig boodschappenlijstje betreft voordat we naar de markt gaan, of zoiets serieus als het uitstippelen van een meerjarige studie. Misschien ontdekken we op weg naar de markt dat de buschauffeurs staken. Of we bereiken de markt, maar het fruit dat we willen hebben is niet aangekomen vanwege gebeurtenissen in een ander land. En natuurlijk neemt met een groter plan ook de ruimte voor het onverwachte toe. Wat als er bijvoorbeeld over drie jaar, terwijl de studie nog niet is afgerond, weer een epidemie uitbreekt en alles weer tot stilstand komt? Met andere woorden, menselijke planning is vaak eerder een uitdrukking van hoop dan een voorspelling van de toekomst.
En hoe zit het met Gods plan? De wijzen hebben gezegd dat alles wat er in de wereld gebeurt, gebeurt door de wil van God. Als er maar één Wezen is en als de Goddelijke Aanwezigheid alomtegenwoordig is, almachtig en alwetend, hoe zou het dan ook anders kunnen? Maar het idee van een Goddelijk Plan is om twee redenen voor veel mensen moeilijk te accepteren. De ene is de schijnbare willekeur van het leven – de banen van de sterren mogen dan voorspelbaar zijn, maar wij kleine mensen lijken zo chaotisch dat het woord ‘plan’ nauwelijks van toepassing kan zijn. Het andere punt dat ons doet twijfelen over een Goddelijk Plan is de kwestie van onze eigen vrije wil. Als we de vrijheid hebben om te kiezen welke kant we oplopen door het park, dan lijkt het erop dat we Gods plan op de plank moeten laten liggen. Als, aan de andere kant, onze routekeuze al vaststaat, waarom worden we dan aangespoord om ons in te spannen voor vriendelijkheid en mededogen, voor de perfectie van liefde, harmonie en schoonheid? Waarom moeite doen als alles al vaststaat?
Als de wijzen ons hebben verzekerd dat er een Goddelijke wil is achter alles wat er gebeurt, dan is dat vanwege hun ervaring; voor de verlichte zielen zijn ‘eenheid’ en ‘het enige wezen’ niet slechts filosofische concepten, maar waargenomen werkelijkheid. Als we ontdekken dat ons ‘zelf’ slechts een beetje schuim is dat op het oppervlak van de oceaan drijft, wordt de betekenis van onze vrije wil steeds kleiner. Paradoxaal genoeg ontdekken we echter ook dat de wanden van ons zeepbel-zelf gemaakt zijn van diezelfde machtige oceaan op wier golven we varen. Daarom zijn we zelf ook onderdeel van het plan. Als we ons daarbij inspannen om ons af te stemmen op de Goddelijke Geest, kunnen we het voorrecht hebben om mee te werken aan de uitvoering van het plan. In Gayan Alapas vinden we: “Welk pad je ook kiest, het goede of het verkeerde, weet dat er altijd een machtige hand achter zit om je verder te helpen.” En in Gayan Boulas: “Het is God die, door de hand van de mens, Zijn voorgenomen plan in de natuur ontwerpt en uitvoert.”
Vertaling Kariem Maas