Geluk
Hoe gelukkig zijn wij? Volgens de soefileer is ons levensdoel het vinden van geluk, niet omdat het plezierig is, maar omdat geluk ons wezen is. Totdat we die werkelijkheid aanraken, blijven we onvervuld, of met andere woorden ‘ongelukkig’. Maar bij de vraag hoe gelukkig we zijn, zouden de meeste mensen aarzelen – zeker, sommige aspecten van ons leven zijn bevredigend, andere minder; sommige stukken zien er hoopvol uit, en andere, om eerlijk te zijn, bijna hopeloos. Door om de ongelukkige delen heen te werken, of ze gewoon te negeren, door korte vlagen van plezier te gebruiken als vervanging voor blijvend geluk, slagen we erin van dag tot dag door te gaan met het leven. Dit werkt min of meer, maar is het bevredigend? Het voldoet niet aan ons doel. Het is als het heen en weer lopen met emmers om de druppels van het lek in het plafond op te vangen. We kunnen doen alsof we ons niet bewust zijn van de situatie als we willen, maar we kunnen er zeker van zijn dat het er niet beter op wordt. Naarmate de tijd verstrijkt, en vooral als het slecht weer wordt, zal het alleen maar erger worden.
Veel mensen gaan ervan uit dat de bron van hun ongeluk buiten henzelf ligt, en zoeken verbeteringen door bijvoorbeeld hun werk te veranderen of hun partner, hun huis, hun dieet, hun hobby’s of de plaats waar ze vakantie vieren. Dergelijke aanpassingen zullen echter niet veel effect hebben als we de werkelijke bron van geluk, de diepte van ons eigen hart, niet zijn tegengekomen.
Wij associëren het hart met het gevoel van liefde, en dat is vanzelfsprekend voor iedereen die heeft liefgehad. Maar om het hart goed te leren kennen, om de aard ervan werkelijk te begrijpen, zouden we het kunnen beschouwen als een spiegel, de heldere spiegel van het bewustzijn die alles reflecteert wat ervoor wordt geplaatst. Als we de spiegel richten op de buitenwereld, met al zijn onvermijdelijke beperkingen en frustraties, raakt dit kostbare instrument na verloop van tijd bedekt met het puin van de gebroken omstandigheden: lagen van teleurstelling, wrok, jaloezie, woede enzovoort. Hoe kan het ook anders? Het gevolg is dat wat zich in het hart weerspiegelt schemerig en vervormd is. Maar wanneer we erin slagen het uiterlijke los te laten en ons te richten op het innerlijke, begint het stof weg te spoelen. Er ontstaat van binnenuit een voortdurende stroom van licht en leven en energie. Hoe zouden we deze energie kunnen noemen? Geen enkel woord is geschikt, maar we zouden het liefde kunnen noemen.
Ons leven op aarde is een leerschool voor ons, en we leren eerst over liefde door van andere wezens te houden: onze ouders, een vriend, een geliefde, een kind enzovoort. Maar hoewel de schoonheid die we in de ander zien ons tot liefde aanzet, is de liefde zelf groter dan de geliefde. Het object is altijd beperkt, de kracht van de liefde daarentegen is oneindig. En die kan alleen gekend worden als we de grenzeloze ruimte binnenin ontdekken.
Dat is de betekenis van het volgende aforisme van Hazrat Inayat Khan: “Het hart voelt zich niet op zijn plaats wanneer het niet leeft en zijn leven tot een leven van liefde maakt, en al het ongemak van het leven vloeit daaruit voort.”
Als we ongemak voelen in ons leven, als we ons niet op onze plaats voelen – en wie heeft dat gevoel van vervreemding niet gekend? – zou de eerste onderzoeksvraag voor de soefi zijn: “Wat is de toestand van mijn hart? Leeft het? Maakt het dit leven tot een leven van liefde?” En wat we ook ontdekken in ons onderzoek, we ontkomen er beslist nooit om toe te geven dat de toestand beter kan.
Om het hart te helpen tot leven te komen, moeten we het licht van ons ideaal laten branden. Wanneer wij teleurstellingen tegenkomen in het uiterlijke leven, kunnen wij onszelf eraan herinneren dat er een plaats is waar ons ideaal leeft; wanneer onze eigen liefde hapert, kunnen wij ons herinneren dat de liefde zelf volmaakt is. Hoe meer wij ons ons ideaal herinneren, des te helderder zal de vlam ervan schijnen, en ons helpen als gids naar de oorsprong van het ideaal.
Maar omdat we begonnen met een vraag over geluk, moeten we bedenken dat zelfs in het opperste geluk van de ontdekking van ons ware wezen, de moeilijkheden van het leven blijven bestaan. Er is geen dag zonder; regen valt op allen, op zowel de slapende als de ontwaakte. Het is alleen wel zo dat het geluk van de bevrijde ziel niet wordt getemperd door de buien van de buitenwereld.
Vertaling Kariem Maas