Onverschilligheid en Onafhankelijkheid
Hier een vraag die onlangs werd gestuurd door een zoeker: “Hoe kan iemand ‘onverschillig’ (indifferent) en ‘onafhankelijk’ (independent) zijn als we aandacht moeten hebben voor carrière, familie, kinderen en sociale verplichtingen?
We kennen de termen ‘onverschilligheid’ en ‘onafhankelijkheid’ wellicht uit Hazrat Inayat Khans uitleg van de symboliek van het soefi-embleem, dat bestaat uit een hart, een maansikkel, een ster en twee vleugels. We kunnen de ster opvatten als het licht van leiding en de maansikkel als de ontvankelijke of reflecterende kwaliteit. Van de twee vleugels wordt gezegd dat ze staan voor onverschilligheid en onafhankelijkheid, waardoor het hart in staat is omhoog te vliegen. Alles bij elkaar kunnen deze elementen gelezen worden als : Het hart, dat ontvankelijk is voor het licht van God, is bevrijd. Maar hoe kunnen we in de wereld leven en erin slagen onafhankelijk en onverschillig te zijn?
Vanaf de geboorte ervaart de ziel afhankelijkheid. Ze komt uit absolute vrijheid en nu kent ze plotseling hulpeloosheid. De pasgeboren baby kan niets voor zichzelf doen; er moet voortdurend voor hem gezorgd worden, en zelfs als we groeien, hebben we altijd nog te maken met de behoeften, zowel echte als ingebeelde, van ons lichaam. Maar we raken ook verstrikt in een web van andere afhankelijkheden – materieel, cultureel, sociaal en emotioneel.
Om de reis naar vrijheid te maken, moeten we beginnen onze gewoonten zorgvuldig te onderzoeken en ons bij elke impuls afvragen: ‘Wat is het motief? Waarom wil ik dit? Heb ik het nodig? Is de beloning de kosten waard? Door dat onderzoek is het mogelijk om onszelf langzaam te ontdoen van veel van wat ons bezwaart.
Maar de vleugel van onafhankelijkheid moet ook geholpen worden door meditatie. Zonder deze praktijk, kunnen we er wellicht in slagen om een ascetische discipline te ontwikkelen, maar we zullen niet vrij zijn; we zullen altijd in gevecht zijn met de wereld en met onszelf, een strijd die nooit eindigt. Door meditatie beginnen we te leren, eerst, dat we niet ons fysieke lichaam zijn, en later, dat we ook niet de mind zijn; ‘ik’ wordt niet gecreëerd door deze vormen, noch wordt het erdoor beperkt.
Wat de andere vleugel betreft, wordt het woord ‘onverschilligheid’ heel vaak verkeerd begrepen als een soort koude onthechting van de mensen om ons heen, maar dat is helemaal niet de bedoeling. Als het hart worstelt om vrij te zijn, ontdekt het van nature steeds meer gevoeligheid in zichzelf, en de onverschilligheid die we moeten cultiveren is ten opzichte van de pijnen van ons eigen voelende hart. Hiernaar wordt verwezen in deze zin van Gayan Boulas: “De pijn van het leven is de prijs die betaald wordt voor het levend maken van het hart.” Het betekent niet dat we onze sympathie voor de pijn en moeite van anderen moeten verliezen, maar dat we moeten leren om boven onze eigen pijn uit te stijgen. In een andere Boulas vinden we: “Zelfmedelijden is de oorzaak van alle narigheid van het leven.”
Met andere woorden, we kunnen de vleugels van het hart ontvouwen zonder onze verplichtingen op te geven. Onverschilligheid en onafhankelijkheid worden van binnen gevonden. Het uitslaan van deze bevrijdende vleugels kan er zeker toe leiden dat we veranderingen in ons leven aanbrengen, maar die zullen geleid worden door wijsheid en eenheid, niet door afscheiding en verdeeldheid. Dat is het ideaal van de soefi, om in de wereld te leven maar niet ‘van’ de conflicten en beperkingen van de wereld te zijn.
Vertaling Kariem Maas