De schaduw van het leven
In Vadan Tanas, biedt Hazrat Inayat Khan ons een kort maar zeer verhelderend gesprek met de Dood, beginnend met deze uitwisseling:
Dood, wat ben je?
– Ik ben de schaduw van het leven.
Toen enkele vrienden onlangs online bijeenkwamen om over leven en dood te praten, rees er een vraag over dit gezegde – specifiek, wat wordt hier bedoeld met ‘schaduw’?
Afhankelijk van het kader, zoals in sommige gebieden van de psychologie, kan het woord ‘schaduw’ verwijzen naar tekortkomingen van een persoon, de donkere kant van iemands aard. Soefisme is zich zeker bewust van de fouten en beperkingen die we allemaal vertonen – in moeizame volharding en in spectaculaire verscheidenheid – maar hier is schaduw niet gerelateerd aan moraal of psychologie. Op een manier die hem kenmerkt, gebruikt Hazrat Inayat Khan de term in een bredere betekenis, om onderscheid te maken tussen de illusie van de uiterlijke wereld en de werkelijkheid van de spirituele waarheid, zoals bijvoorbeeld in dit gezegde uit Gayan Boulas: Het uiterlijke leven is slechts de schaduw van de innerlijke werkelijkheid.
Wanneer wij in het zonlicht staan, lijkt de schaduw die wij werpen op ons fysieke lichaam, maar alleen in algemene vorm, in de omtrek en niet in detail. Als wij tot de schaduw spreken, antwoordt hij niet; als wij de schaduw aanraken, voelt hij de streling niet. Als we de schaduw vragen ons te verdedigen in een gevecht, zal hij niets anders doen dan de bewegingen naäpen die ons lichaam maakt. De schaduw, zouden we kunnen zeggen, is duidelijk maar bestaat niet werkelijk.
En wat betekent het, te zeggen dat ‘het leven’ een schaduw heeft? De levensstroom, die wij de ziel noemen, trekt een stoffelijk gewaad aan, leent aarde en water om zich te kleden, maar het is alleen het gewaad dat een fysieke schaduw werpt; de ziel zelf, ongezien, doet dat niet. Door de wet van de wereld moet de vorm op een dag in iets anders veranderen; de verzamelde elementen waren slechts tijdelijk bijeengebracht en moeten op een dag worden verstrooid door de krachten om hen heen. Het is deze verandering die wij ‘dood’ noemen, maar metafysisch gezien is het de schaduw die sterft, niet de vitaliteit die ons bezielt.
Met andere woorden, de uiterlijke wereld, waaraan wij zoveel van onze tijd besteden, zoveel van ons geloof, is niet substantieel en in het geheel niet wat wij denken dat zij is. Het is niet overdreven te zeggen dat het uiterlijke vals is, en dat alleen het innerlijke licht waar is. Het uiterlijke wordt gevormd overeenkomstig het innerlijke, maar het is niet hetzelfde. Daarom hebben we deze twee gezegden uit de Gayan Suras:
Waar het lichaam gaat, gaat ook de schaduw; zo wordt waarheid gevolgd door valsheid.
* * *
Er is evenveel gelijkenis tussen valsheid en waarheid
als er is tussen de persoon en zijn schaduw,
Het verschil is dat terwijl de eerste leven heeft
de laatste niets heeft.
Vertaling Kariem Maas