Er is geen gesproken Nederlandse versie van deze podcast, maar hier is de vertaling te lezen.
Kloppen op de Poort
In Gayan Boulas vinden we dit gezegde: “Het hart is de poort van God; zodra je er op klopt, komt het antwoord.” Deze woorden zijn zeer bemoedigend – wij lopen altijd warm voor elk stukje wijsheid dat het hart vermeldt, en dit lijkt ons de hoop te bieden op onmiddellijke beloning van het Goddelijke. Zo’n belofte zou zeer welkom en misschien ook verrassend zijn, want wie heeft er niet ooit om iets gebeden en het gevoel gehad dat het gebed onbeantwoord bleef?
Het beeld van het kloppen is niet nieuw. Volgens het Evangelie zei Jezus: “Klop en er zal voor u worden opengedaan.” Waarschijnlijk kennen we dit beeld al sinds de tijd dat mensen voor het eerst samen in de wildernis een paar hutten bouwden: dat we naar iemands deur of poort gaan voor hulp. Misschien hebben we voedsel nodig, of genezing, of troost, of onderdak, of gewoon een helpende hand met een zware last, maar iets heeft ons gedwongen uit het comfort van onze gebruikelijke plaats te komen. Maar, mensen zijn mensen, we weten dat door de geschiedenis heen de poorten en deuren niet altijd open zijn gegaan voor de roep van de nood, een roep die midden in de nacht kan komen, of op een ander ongelegen moment, of wanneer we ons gewoon niet gul voelen. Maar het gezegde uit de Gayan en de belofte van Jezus bevestigen beide, zonder voorwaarden of voorbehoud, dat God zal antwoorden wanneer wij kloppen.
Sterker nog, het gezegde uit de Gayan vertelt ons zelfs waar we moeten kloppen. De poort bevindt zich in het menselijk hart. Er zijn veel verhalen over zoekers die woestijnen doorkruisen, bergen beklimmen en jungles binnendringen op zoek naar spirituele waarheid, maar blijkbaar hoeven we niet zo ver te gaan – het is helemaal geen uiterlijke reis. Dat we bij ons eigen hart moeten aankloppen lijkt echter paradoxaal. We kunnen ons afvragen waarom dat zo is.
Om dit te begrijpen, kunnen we ons afvragen: “Is mijn hart nu open?” Dit is een strikvraag, want iedereen die ‘ja’ antwoordt, zal waarschijnlijk niet slagen als dit getest wordt. Hoe verder men komt op de spirituele reis, hoe meer men voelt dat er nog werk te doen is, en hoe meer men wenst dat zijn hart zich nog meer zou openen. Hazrat Inayat Khan vertelt ons dat het leven in de materiële wereld moeilijk is, en door onze preoccupaties met bezittingen en gewaarwordingen en onze eigen identiteit, raakt het hart bevroren. De vloeiende kwaliteit raakt verlamd; de fontein van liefde die daar zou moeten stromen wordt gestopt. Als dat zo is, als we dan aankloppen, welk antwoord kunnen we dan verwachten van de Goddelijke Aanwezigheid in ons?
Het kan zijn dat sommige mensen zullen zeggen dat liefhebben zo gevaarlijk is dat zij hun hart moeten beschermen; zij hebben liefgehad en werden gekwetst, en nu hebben zij een schild paraat om meer pijn te vermijden. Maar dit verwart liefde met gehechtheid en verwachting. Liefde is het gevoel van eenheid. Wij houden van de schoonheid van de roos omdat haar zachtheid en gratie en haar parfum spreken van iets dat wij in ons hebben, iets dat wij herkennen. Maar terwijl ik van de roos houd, moet ik niet eisen dat zij zich op een bepaalde manier ontvouwt of een bepaalde kleur toont of geen doornen produceert; een dergelijke manier van doen zal waarschijnlijk tot teleurstelling leiden. Als dat pijnlijk voor mij is, ligt de bron van de pijn niet in de roos, noch in de liefde die ik voelde, maar in mijn verwachtingen.
Er zijn vele manieren om het hart warmer te maken. De beoefening van Zikar is er één van. Maar elke inspanning die we ons getroosten om minder aan onszelf te denken, en meer aan een levend ideaal, zal nuttig zijn. Als we dit met geduld, volharding en overtuiging doen, zal het na verloop van tijd werkelijkheid worden. Dan kunnen we een echo zijn van deze woorden uit Gayan Tanas: “Mijn hart is niet meer van mij sinds Gij het tot Uw woonplaats hebt gemaakt, mijn Heer.”
Vertaling Kariem Maas