Audio 172 The Mystery of Pride (Dutch version)

Het mysterie van trots

Er is een anekdote over Hazrat Inayat Khan die vertelt hoe een familielid, waarschijnlijk een broer, Inayat wilde weerhouden zich te overbelasten met een of andere plicht. Hij suggereerde voorzichtig dat Inayat uit trots zou handelen. De Meester antwoordde: “Dat is alles wat men heeft.”

Zijn woorden zijn verrassend omdat wij trots gewoonlijk associëren met enkele van de minder wenselijke aspecten van menselijk gedrag, een kwaliteit die wij zouden moeten trachten achter ons te laten op onze reis naar spirituele volmaaktheid. Hoe kan het dat Hazrat Inayat hier niet alleen toegeeft uit trots te handelen, maar zelfs beweert dat het alles is wat we hebben? Als we deze kwestie op de juiste manier begrijpen, geeft het antwoord ons een diep inzicht in onze eigen aard.

In het woordenboek wordt trots gedefinieerd als “diep genoegen of voldoening over de eigen prestaties”. In verwante zin is het het bewustzijn van de eigen waardigheid, van de eigen waarde. Het is algemeen aanvaard dat we voorbij de tirannie van ons ego moeten komen om onze spiritualiteit te leren kennen, en het is waar dat een verhit ego (een ziekte die zo algemeen is dat het tot een pandemie zou moeten worden uitgeroepen) zich vaak uitdrukt in zeer onooglijk vertoon van trots, zoals verwaandheid, zelfbevestiging, praalzucht, arrogantie, ijdelheid en zelfs wreedheid. Aan de andere kant vertonen degenen die enige vooruitgang hebben geboekt op het pad kwaliteiten van zachtmoedigheid, eenvoud en nederigheid die ver verwijderd lijken van trots. Maar de sleutel tot het mysterie ligt in wat ieder als vervulling beschouwt.

De materialist bijvoorbeeld kan denken dat zijn waarde bestaat uit het aantal en de waarde van zijn bezittingen, of als hij bedwelmd is door macht, door zijn positie in de maatschappij: hoe meer mensen er onder hem staan, hoe groter hij zich voelt, en hoe zelfvoldaner hij is. De mysticus heeft een andere kijk op het leven en beschouwt het misschien als een grote prestatie dat hij zijn kleine zelf aan zijn eigen zicht heeft onttrokken, zodat de grootheid van het Ene Wezen duidelijker kan worden gezien. Er zou ook diepe voldoening kunnen zijn in het tot leven zien komen van iemands ideaal, en in het aanbieden van elke dienst die men aan dat ideaal kan bewijzen. Wanneer men dient uit liefde, in tegenstelling tot dwang, is het natuurlijk om trots te zijn op die dienst. Elk van hen, de egoïst en de mysticus, zal een vorm van trots kennen, maar de trots van de wereldse persoon zal massief en beperkt zijn, terwijl de trots van de mysticus voortkomt uit datgene wat niet kan worden weggenomen omdat deze trots verblijft in wat eeuwig is. In de Gayan Soeras vinden wij: “Gij zijt mijn trots; wanneer ik mij mijn beperkte zelf realiseer, voel ik mij de nederigste van alle levende wezens.”

Het is heel gewoon om te denken aan ‘wij hier beneden’ en ‘God daarboven’, maar als we proberen om menselijk gedrag te scheiden van het Goddelijke, zullen we niet ver komen op onze reis naar de Ene. Door God ver boven onze menselijke gevoelens te plaatsen, leven we in een vorm van dualiteit. Maar God is nooit afwezig; Hij is ons nader dan ons eigen lichaam, en de Goddelijke Aanwezigheid ervaart alles wat er in het universum gebeurt. Zoals wij liefhebben, zo heeft God ook lief; zoals God medelijden voelt, zo ervaren wij ook medelijden. Hetzelfde geldt voor trots; als wij voldoening vinden in onze prestaties, hoe zouden wij dan kunnen verwachten dat God niet ook zo’n voldoening zou voelen? Maar de voldoening zal vollediger zijn wanneer onze zelfbevestiging minder is.

Vertaling Kariem Maas

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.