Lot en bestemming.
Aan het slot van zijn lezing over de rijpheid van de ziel (die op 29 september in het Engels verscheen op deze blog) stelt Hazrat Inayat Khan: “Op het eind van de reis zul je altijd merken dat je gereisd hebt omdat het jouw lot was om te reizen, en je ontdekt dat het beginpunt hetzelfde is als de uiteindelijke bestemming.” Dit lijkt een verrassende slot aan de lezing, want lot is er niet in genoemd, noch het mysterie dat we aankomen waar we begonnen zijn. Hoe kunnen we dit opvatten?
Het is gewoon om over het leven zelf te spreken als een reis, en ook om deze term te gebruiken voor spirituele ontwikkeling. Niet alleen omdat reizen in vroegere tijden uitputtend was in lichamelijk opzicht, en alle soorten gevaar behelsde van storm op zee tot ziekte, wilde beesten en overvallers, maar ook omdat het van plaats tot plaats trekken wisselende uitzichten biedt. Het uitzicht van de top van een heuvel verschilt behoorlijk met dat in een vallei. Op gelijke wijze verandert ons inzicht in de wereld als we opgroeien en ons ontplooien. Andersom is reizen ook gebruikt als spirituele methode. Derwisjen bijvoorbeeld schudden hechtingen van zich af door nooit lang op één plaats te blijven. Duizenden mensen hebben de camino naar Santiago gelopen, als pelgrimage om hun geest te verfijnen. Maar een reis in fysieke zin begint gewoonlijk op de ene plaats en eindigt ergens anders. Als we zouden bedenken dat de tocht ons slechts terug zou brengen naar ons startpunt, zouden we wel eens kunnen aarzelen om überhaupt op reis te gaan. Dus, wat wil Hazrat Inayat ons eigenlijk vertellen?
De spirituele reis is een zoektocht naar eenheid. We beginnen met rond te tasten in het duister omdat, op de een of andere manier, we ons niet compleet voelen, alsof ‘iets’ ontbreekt. En al onze pogingen – door gebed en meditatie en allerlei disciplines – zijn pogingen om dát te vinden wat de leegte zal vullen. Maar eenheid is niet ergens op de ene plek of de andere; als eenheid te vinden was op de top van berg maar niet aan de voet ervan, zou het geen eenheid kunnen zijn. De Ene moet overal zijn. Dit betekent dat wat we hebben gezocht, soms een leven lang, niet afwezig was op het punt waar we onze zoektocht begonnen, al herkenden we dat niet op het moment dat we op pad gingen.
Deze zelfde waarheid verklaart de stelling van de Meester over ons lot. Wij en alle myriaden van vormen van manifestatie zijn losgebarsten uit een en dezelfde gewijde Bron van Overvloed. Omdat geen enkele vorm eeuwig kan voortbestaan, zullen alle vormen op een dag ook weer oplossen in de ene Oceaan van Bestaan. Afgezien van het lot op micro-schaal (‘Zal ik de loterij winnen? Ben ik voorbestemd om deze of gene te huwen? Waarom gaf het lot mij krullend haar?’) is het niet te ontkennen dat ons lot is om te reizen naar de Ene, en dat als we op een dag die Een-heid realiseren, we zullen begrijpen dat we nooit gescheiden zijn geweest van wat we zochten.
Als dan iemand zegt, ‘Goed dan, waarom zouden we ons druk maken over onze spirituele oefeningen als we toch voorbestemd zijn om bij de Eenheid te arriveren?’, dan is het antwoord: wie de Eenheid kent heeft het voorrecht te reizen met de ogen open, waar anderen reizen met de ogen dicht en de kostbare kans missen om de reis te waarderen.
Vertaling Kariem Maas