De fout bij onszelf zoeken
Hazrat Inayat Khan beschreef het reinigen van het hart meer dan eens als het zware werk van graven naar water, waarmee hij bedoelde dat we moeizaam moeten graven in de zware aarde tot aan het grondwater. Als de verharde lagen van negatieve gedachten, egoïstische gevoelens en ziekelijk vol zijn van onszelf niet zijn opengebroken en opgeruimd, blijft het levende hart begraven in zijn graf, niet in staat om zijn doel te vervullen. Als we graven om het bronwater ruimte te geven, is het normaal dat we door een laag moeten van modder. Dan raken sommige mensen ontmoedigd. Wat heeft het voor zin om in deze modder rond te graven, vragen ze zich af, en omdat ze niet nog modderiger willen worden – of, zouden kunnen zeggen, omdat ze niet bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen voor wat ze zijn tegengekomen – geven ze de inspanning op.
Als men volhardt, vertelt Pir-o-Moersjid Inayat ons, zal er een moment komen waarop het zuivere water begint te stromen, en het is die bewegende stroom die het werk voltooit, want het water vertegenwoordigt de kracht van liefde. Wanneer de stroom van liefde door het hart stroomt, spoelt het het egoïsme weg dat de bron altijd dreigt te verstikken.
Om verder te komen op het spirituele pad moeten we dus onze tekortkomingen onder ogen zien. Maar er is een nuttige manier om dit te doen, en er zijn vele manieren die niet zo nuttig zijn. Het leven in de wereld is vol stress; we worden voortdurend allerlei kanten opgetrokken door plichten, eisen en verwachtingen. En het is heel gewoon om dan te vervallen in een obsessie met onze gebreken, tegen hopeloosheid aan toe. Met zoveel gebreken, zouden we kunnen zeggen, waarom nog proberen te verbeteren? Het is als het zand voor de zee wegvegen, een taak die we nooit kunnen volbrengen. Maar we moeten ons ervan bewust zijn dat deze wanhoop in ons oor wordt gefluisterd door de stem van onze vijand – of je het nu het ego of satan noemt. Om de bron van liefde op te graven, moeten we luisteren naar een meer inspirerende stem.
Als beperkte wezens zullen we altijd beperkingen vertonen; dat is het onvermijdelijke gevolg van dualiteit. Maar het Enige Wezen is volmaakt – de volmaaktheid van liefde, die ons schept, en die ons vergeeft en omarmt ongeacht onze fouten; we ontwaken uit de dromen die ons kwellen wanneer we ons hart toestaan te reageren op deze volmaaktheid. Dan begint het leven echte betekenis te krijgen. Maar we moeten niet denken dat ons kleine deel van het Oneindige plotseling vrij zal zijn van fouten; integendeel. Zoals Hazrat Inayat Khan opmerkt in zijn onderricht over de strijd van het leven, vindt men grotere fouten in zichzelf naarmate men verder komt op het spirituele pad. Het is niet omdat het aantal fouten is toegenomen; maar het gevoel is zo scherp geworden dat men fouten anders waarneemt die men voorheen niet zou hebben opgemerkt. Het is als een musicus: hoe meer hij vordert en hoe beter hij speelt, hoe meer fouten hij opmerkt. Wie zijn fouten niet opmerkt, wordt in werkelijkheid slechter.
Fouten zullen er dus altijd zijn, maar als we ze tegemoet treden met wanhoop en zelfmedelijden, zal er nooit een einde komen aan ons lijden. Als we de schop ter hand nemen met gedachten aan het licht en het leven waarnaar we streven, zal onze hoop met elke schep met tien vermenigvuldigen.
Vertaling Kariem Maas