Tot wie spreken we?
“Stort Uw liefde en Uw licht over ons uit”
Hoe zeggen we deze woorden? Zoals Mevlana Rumi zei, zijn er duizend manieren om te knielen en de grond te kussen; we mogen dus aannemen dat er ontelbare manieren zijn om deze woorden uit het gebed Saum uit te spreken. We kunnen worden afgeleid terwijl we ze zeggen, denkend over de taken die ons de komende dag te wachten staan, of we kunnen half in slaap zijn en meer aan een goede, sterke kop koffie denken, we kunnen heen en weer geslingerd worden tussen het gevoel van plicht om onze gebeden te reciteren en twijfel aan de zin ervan. Of we kunnen onze armen wijd uitstrekken om zoveel mogelijk van de mensheid in het ‘ons’ op te nemen.
We richten onze gebeden tot het Goddelijke, met behulp van welke naam of vorm dan ook die voor ons nuttig is – Allah, God, Jahweh, het Enige Wezen – al is de Goddelijke Aanwezigheid daar helemaal niet van afhankelijk. Onze verzoek om liefde en licht van bovenaf te laten stromen is niet bedoeld om de Schepper uit een moment van vergetelheid op te porren, om de Goddelijke Hand te herinneren aan het aanzetten van de Heilige Kraan. De liefde en het licht zijn er altijd al, altijd aanwezig.
Met andere woorden, het gebed is bedoeld voor onszelf – wat deze zin betreft, om ons eraan te herinneren om ontvankelijk te zijn, om ons weids te openen en ontvankelijk te zijn. We kunnen hier eraan denken hoe een klein kind leert iets te vangen; de volwassene houdt de bal vast, trekt de aandacht van het kind, en zegt ‘Oké, let op, hier komt die!’ Door het plezier van de interactie leert het kind heel snel het plezier van het vangen van de bal.
Als we goed luisteren naar de woorden van onze gebeden, kunnen ze ons helpen om onze houding te veranderen. Als we zeggen: ‘Stort Uw liefde en Uw licht…’ met het gevoel dat de stroom er al is en we ons er alleen maar voor hoeven open te stellen, dan kunnen we ontdekken hoe we al ondergedompeld zijn in een overvloedige, overweldigende waterval. En onze vreugde in die waterval zal zeker een glimlach brengen op het gezicht van de Ouder die deze naar ons toe heeft laten stromen.
Vertaling Kariem Maas