Waarom moeite doen?
De Perzische soefi Abul Hassan Kharqani, die leefde in de tiende eeuw, benadrukte dat als we de aanwezigheid van God bereiken, dit niet ‘ons’ bereiken is, maar een verbintenis die door Hem geschonken is. Als dat zo is, kunnen we ons gaan afvragen of het echt uitmaakt of we onze spirituele oefeningen doen. Wanneer we voor het eerst instructies krijgen voor een serie oefeningen, tonen we meestal enige discipline en houden er de regelmaat in, tenminste voor een tijdje. Dan, om verschillende redenen – misschien verhuizen we en verliezen we het contact met onze spirituele gemeenschap, of wordt het leven veeleisender – vervaagt de glans en worden we steeds onregelmatiger beoefenaars. Het is heel gewoon om leerlingen op het spirituele pad iets te horen zeggen als: “Nou, ik heb niet echt mijn oefeningen gedaan. De meeste ochtenden zeg ik wel de Aanroep als ik opsta, maar ik heb geen tijd voor de rest.” En gezien de observatie van Abul Hassan dat het uiteindelijk God is die onze vervulling schenkt, doet dit verzuim er dan echt toe?
Maar aannemen dat we onze vooruitgang in de Hand van het Goddelijke kunnen achterlaten, is vergelijkbaar met redeneren dat we ons niet hoeven te wassen, omdat iemand ons lichaam toch wel zal wassen als we deze wereld verlaten. We houden ons dagelijks schoon om de eenvoudige, praktische reden dat het aangenamer is, zowel voor onszelf als voor anderen, en beter voor onze gezondheid. Ditzelfde principe geldt voor onze spirituele oefeningen. Welke instructie we ook hebben gekregen, zij is bedoeld om ons te helpen ons te ontplooien, zodat we het leven vollediger kunnen leven. Als we dat advies in de wind slaan, leven we in een krappe kast in plaats van dat we vrij rondlopen in een ruim en licht huis. Misschien zullen sommigen zeggen: “Nou, deze kast heeft wat ik nodig heb,” maar ze onderkennen niet het geluk dat ze zouden kunnen kennen door de moeite te nemen de kastdeur van het slot te doen.
De vraag heeft nog een andere kant, een aspect dat pas duidelijk wordt als men spiritueel begint te ontwaken – waarbij we in de gaten moeten houden dat goed zijn niet hetzelfde is als spiritueel zijn – en dat is de overweging wat onze verantwoordelijkheid is ten opzichte van het Goddelijke. Voor de niet-ontwaakte is ‘God’ een ver begrip, problematisch en moeilijk in te passen in ons dagelijks leven. Maar wanneer men ook maar een glimp heeft opgevangen van de spirituele wereld, verschuift het kader van het beeld; dan begint men toenadering te zoeken op welke manier dan ook. Dan verandert het centrum van iemands bestaan. Dat is de les die schuilt in het verhaal over een soefi die al veertig jaar nachtwakes hield maar toen een keer in slaap viel; en juist toen, terwijl hij sliep kreeg hij een visioen van God. Er werd hem verteld dat als hij niet zo ijverig was geweest in zijn waken, hij het goddelijke Bezoek niet had kunnen ontvangen.
De ware zoeker bedrijft geen handel – we denken niet dat we door onze oefeningen onze weg naar Bewustzijn kunnen kopen, want de Waarheid gaat elke prijs te boven. De ware zoeker geeft zichzelf gewillig over aan de oefeningen, want voor het lijden van de ziel is dat een grote opluchting. Bovendien kunnen we er zeker van zijn dat God elke inspanning observeert en als dat het Goddelijke behaagt, kunnen we tevreden zijn. In Vadan Alapas vinden we: “...liefde is voortdurend kijken naar wat de geliefde behaagt en mishaagt …het is liefde die de mens leert: Gij, niet ik.“
Vertaling Kariem Maas