Ruimer en ruimer
Misschien voelen we een gevoel van goedaardige goedkeuring als we de wijze uitspraak van Hazrat Inayat Khan horen dat ‘een soefi twee standpunten heeft – zijn eigen standpunt en dat van de ander’. We vinden het zeker prettig als anderen ons standpunt erkennen; we voelen ons gerespecteerd, gewaardeerd en bevestigd. We zouden willen dat meer mensen deze weloverwogen manier van kijken zouden aannemen; het lijkt ons een goed recept voor een meer harmonieuze samenleving! Aan de andere kant is het niet zo eenvoudig om deze woorden – die ons ervan overtuigen om op deze ruime manier naar de wereld te kijken – te verwezenlijken. We kunnen gemakkelijk ruimte vinden in ons bewustzijn voor sommige standpunten, maar andere lijken zo vreemd dat we de mensen die ze vasthouden liever niet ontmoeten, uit angst deze onbegrijpelijke denkwijzen aan te moeten nemen.
Om onze omhelzing zo ruim te maken als ‘een soefi’ – in de betekenis van Hazrat Inayat Khan – hebben we een zeer ruime horizon nodig. We zouden kunnen denken dat de wereld waarin we leven waarin alles met iedereen verbonden is, het wereldwijde dorp dat bekabeld is voor wifi, ons een ontegenzeggelijk weids uitzicht geeft. Maar ondanks alle informatie die rondzwerft, zijn wij mensen gewend om ons alleen te concentreren op wat we al weten, en onze gebruikelijke gewoonten van denken en doen te volgen. Hoe kunnen we ons dan uit ons gewone spoor tillen en ons standpunt verruimen?
Een manier om dit te ontwikkelen is te vinden in het gebed Saum, wanneer we de woorden reciteren: “Heer God van het Oosten en van het Westen, van de werelden van omhoog en omlaag en van de geziene en ongeziene wezens…”. Deze woorden gaan meestal gepaard met een zachte beweging van het hoofd, naar rechts (oost), naar links (west), naar boven (omhoog), naar beneden (omlaag), en dan met open (gezien) en gesloten (ongezien) ogen. Ze kunnen worden herhaald met een gehaast, mechanisch knikken, zoals we soms kunnen zien gebeuren, of met meer aandacht en inzicht. Bespiegeling hierop is de moeite waard. Want hoewel de betekenis voor de hand lijkt te liggen, is er hier een universum te ontdekken.
Het gebed biedt met deze gedachte een beschrijving van de soevereiniteit van de Goddelijke Aanwezigheid, aan Wie er geen grens is. En hoe meer we ons bewust worden van deze grootsheid, hoe minder belangrijk ons eigen kleine wezen is. We worden als een stofkorrel voor de zon. En als de sluier van ‘ik’ wegvalt voor ons zicht, moet onze horizon zich wel uitbreiden.
Wat meer is, als alles wat er is valt binnen het domein van de Ene, dan sluiten we, als we de een of ander uitsluiten van ons eigen begrip, onszelf af van het Enige Wezen – en was die vereniging niet het punt van al onze inspanningen op het spirituele pad? Voor de echte zoeker is die scheiding pijnlijk, moeilijker te verdragen dan het accommoderen van een ander standpunt.
Vertaling Kariem Maas