Ben jij een gelovige?
Heb jij een geloof? Sommigen zullen daar ja op zeggen, anderen zullen twijfelen en weer anderen zullen zeggen: “Nee, ik geloof nergens in.” Het antwoord hangt natuurlijk af van wat we denken dat geloven betekent. Ontkennen dat je gelooft, is meestal gebaseerd op de aanname dat je moet geloven in een bepaald religieus concept. Maar als we beter kijken, ontdekken we dat dit een onvolledige opvatting is van zowel geloof als religie.
Een geloof is dat iemand iets als waar of echt accepteert. De stam van het woord hangt samen met ‘liefhebben’ en ‘dierbaar zijn’. Zo bezien gelooft iedereen wel in iets of iemand, want iedereen houdt van geliefden en familie, of van zijn of haar land of heeft een principe dat hem of haar dierbaar is, of houdt van het eigen comfort, of van het leven zelf. In het verlangde daarvan behelst geloof ook iets waarvan we het gevoel hebben dat we erop kunnen vertrouwen – al was het bijvoorbeeld maar wanneer we zeggen dat we geloven in kippensoep als remedie tegen een verkoudheid. Op deze manier hebben we allemaal elementen in ons leven waarop we vertrouwen – of, met andere woorden, waarin we geloven.
Het woord religie is al heel oud en er zijn verschillende theorieën over de oorsprong van het woord. Eén suggestie is ‘met aandacht lezen’, een betekenis die zowel betrekking zou kunnen hebben op onze houding ten opzichte van geschriften die we als heilig beschouwen, als op het ongeschreven ‘manuscript van het leven’. Dit staat niet ver af van een andere wortel die ‘zorgvuldig zijn’ betekent, het tegengestelde van nalatig zijn. En een derde mogelijke oorsprong is ‘een band’ of ‘een verplichting die ons ergens aan bindt’. Al deze drie betekenisnuances hebben betrekking op de erkenning van iets dat centraal staat in het leven, iets waaraan we aandacht moeten besteden en waarvoor we een verplichting voelen. Daarom zullen veel mensen die zeggen dat ze niet religieus zijn, toch hun eigen vorm van religie beoefenen, door aandacht te besteden aan een element dat voor hen centraal staat in hun leven, zoals lichamelijke gezondheid, of het milieu, of hun familie of misschien een vorm van kunst. Je zou kunnen zeggen dat zulke mensen geen god aanbidden, maar ook dit is een kwestie van terminologie. ‘God’ betekent datgene op wie of wat men een beroep doet, en we doen allemaal een beroep op iets om ons te helpen. En laten we wel wezen, mensen die werkelijk het Enige Wezen als hun steun en toeverlaat hebben zijn zeldzaam; zelfs mensen die zichzelf als religieus beschouwen baseren hun geloof vaak op een concept van een concept. Zoals we in Gayan Chalas vinden: “Onder een miljoen gelovigen in God, is er nauwelijks één die God tot werkelijkheid maakt.”
Iedereen heeft zijn eigen geloof en zijn eigen vorm van religie; er bestaat niet zoiets als een ‘ongelovige’. De echte vraag zou dus niet moeten zijn ‘heb jij een geloof?’ maar ‘maak jij je geloof tot werkelijkheid?’ En waarin geloof je? Als iemand gelooft in de materiële wereld, dan geeft dat, net als een meubelstuk, een bank of zoiets, wat handige steun, maar niet veel meer. Is ons geloof levend, dan geeft het ons vanzelfsprekend leven, en geeft het ons een doel en leiding, en helpt het ons om boven onze beperkingen uit te stijgen en de spirituele werkelijkheid te ontdekken waar we naar verlangen. Zoals in Gayan Chalas staat: “Ware spiritualiteit is geen vast geloof of overtuiging; het is de verfijning van de ziel door uit te stijgen boven de beperkingen van het materiële leven.”
Vertaling Kariem Maas