Voortdurend opwaarts reikend
Het gebed Salaat, waarmee we ons mogen afstemmen op de Geest van de Leiding in al zijn vormen, richt zich tot de Boodschapper als ‘Gij, wiens hart voortdurend opwaarts reikt’. Als we een ideaal hebben waar we naartoe werken, is dat een zeer behulpzame houding. We zullen niet in de buurt van ons doel komen als we ons ideaal werkeloos op de plank laten liggen, er misschien af en toe aandacht aan besteden in een of andere vorm van aanbidding, terwijl we in het dagelijks leven rondlopen in wolken van somberheid en twijfel. Ons ideaal, hoe we het ook opvatten – en onze opvatting zal natuurlijk al doende evolueren – zou een ster van ‘goddelijk licht’ moeten zijn waar we voortdurend naar streven.
Als we erin slagen ons ideaal voortdurend voor ogen te houden, zou een van de gevolgen een ontwikkeling moeten zijn van de kwaliteit van overlooking, ‘over het hoofd zien’, een kwaliteit die Hazrat Inayat Khan in deze tekst beschrijft. Het aardse leven zit vol beperkingen en het is dan ook vanzelfsprekend dat andere mensen ons op allerlei manieren teleurstellen. Wanneer dit gebeurt, kunnen we ons voor een dilemma geplaatst voelen – moet ik reageren of niet? Proberen de fout te corrigeren die we ervaren van die andere persoon? Of de belediging die we ervaren doorslikken en er naar binnen toe over mopperen? In dat geval lijkt ‘spiritualiteit’ meer een recept voor ongemak te zijn dan een oplossing voor de problemen van het leven.
Sterker nog, hoe verder we op het spirituele pad gaan, hoe groter het potentieel voor dergelijke kwalen wordt – we worden gevoeliger, en we beginnen ook te denken dat we, vanuit ons groeiende begrip van het leven, het beter weten dan de mensen om ons heen. Zonder het vermogen om iets ‘over het hoofd te zien’, wordt het leven dus elk moment ongemakkelijker.
Over het hoofd zien is dus een noodzakelijke methode om onze innerlijke rust te bewaren, of om het poëtisch te zeggen, om ons hart ertegen te beschermen dat het gebroken wordt. Er zullen ongetwijfeld ‘overtredingen’ zijn die ons rechtvaardigheidsgevoel op de proef stellen en waarop we moeten reageren. Maar we moeten ook erkennen dat we niet elke fout kunnen rechtzetten, en dat we ook niet elke fout kunnen bestrijden. Zoals het in de Vadan, Chalas staat:
Hij die vecht voor gerechtigheid in de zaken van deze wereld,
kan voor altijd vechten, want hij zal haar nooit vinden;
gerechtigheid is alleen zichtbaar in het leven als geheel.
Bovendien beginnen we, naarmate we ons meer naar binnen verdiepen, ook in te zien dat onze normen misschien wel correct zijn voor onszelf, maar dat we niet kunnen verwachten dat anderen hetzelfde begrip zullen hebben, en vaak is het minder het gedrag van de ander dat voor onrust zorgt dan onze eigen reactie. Misschien is dit de wijsheid achter het advies van Jezus, dat als wat je ziet je beledigt, je jouw oog eruit moet trekken. Met andere woorden, als je manier van kijken je doet struikelen, dan moet je misschien onderzoeken hoe je de manier waarop je kijkt kunt veranderen.
In dat verband is het, zoals Hazrat Inayat Khan aangeeft, de groeiende stroom van liefde die ons helpt om iets te boven te komen. Beperking oordeelt, en wanneer we oordelen, drukken we onze eigen beperkingen uit, of we die nu erkennen of niet. En wanneer we, bewust van ons ideaal, worstelen om de teleurstellingen van het leven over het hoofd te zien, worden we bij onze inspanningen geholpen door de opkomende golven van goddelijke liefde.
Vertaling Kariem Maas
Wauw