Oppervlak en diepte
We spreken vaak over ‘het soefi pad’ daarmee de indruk wekkend dat we van de ene naar de andere plaats gaan, hoewel we ook horen dat het doel zich bij ons van binnen bevindt – we hoeven nergens naartoe te gaan. De reis is niet een grindpad dat zich van de ene kant van de wereldbol uitstrekt naar de andere kant. Het is alleen je omkeren van de afleidende gewaarwordingen van de uiterlijke wereld naar het licht en de waarheid van de innerlijke werkelijkheid. Hazrat Inayat Khan vertelt ons zoiets in de eerste paragraaf van deze tekst over hemel en aarde, waarin hij zegt dat de wil van God diep in ons aanwezig is, maar dat ‘onze’ wil, de kleine, individuele wil, aan de oppervlakte zit. Op andere plekken gebruikt hij de metafoor van de spiegel die bedekt is met roest. De helderheid van spiegel is er, maar die wordt vertroebeld door de donkere, dichte roest. Op dezelfde manier is de kern van ons bewustzijn prima in staat om de Oneindige te reflecteren, maar wordt die kern bedekt door de gedachten over onszelf.
De vraag is dus hoe die diepte, waar de wil van God gevonden wordt, bereikt kan worden. Of hoe de roest verwijderd kan worden zodat het licht van de spiegel voor de dag kan komen. Overweeg dit korte verhaal eens om dit proces te kunnen begrijpen:
Een zekere edelman was uitgenodigd om op visite te komen in drie verschillende huizen. In het eerste huis had de gastheer het hele huis zorgvuldig schoongemaakt en versierd met allerlei dingetjes. Maar het werd snel duidelijk dat de gastheer graag wilde dat zijn gast het huis zou bewonderen en zich er lovend over zou uitlaten; het bezoek moest voeding geven aan zijn trots. In het tweede huis bleek de gastheer geen enkele bedrevenheid te hebben in het huishouden, hij had niet geveegd, het was een grote chaos. De gastheer was erg blij zijn gast te zien, maar hij kon hem geen zitplaats aanbieden en had ook niets te eten of drinken voor hem. In het derde huis had de gastheer het huis zorgvuldig klaargemaakt voor de visite, maar toen zijn gast arriveerde had hij alleen voor hem belangstelling en voor niets anders. Het was natuurlijk het derde huis waar de gast zich het prettigst voelde.
Wat is het ‘huishouden’ in spirituele zin? Onze impulsen de baas zijn, proberen om gevoelens als afgunst te boven te komen, aandacht schenken aan het standpunt van een ander, een gewoonte maken van edelmoedigheid, al die dingen en vele anderen zijn de oefengebieden om ons innerlijk huis bewoonbaar te maken. Maar het is onze vreugde om de Gast te ontvangen die van ons huis een echt thuis maakt – of zoals Hazrat Inayat Khan on zegt: de hemel op aarde.
En die vreugde is de vrucht van de boom van ‘het Goddelijke ideaal’. Hoe beter we die boom voeden en verzorgen, des te overvloediger onze vreugde zal zijn als we de aanwezigheid van God in ons herkennen.
Vertaling Irene Lennings