De suikerzoete roes van het oordeel
Het lijdt geen twijfel dat we graag oordelen. We aarzelen niet om onze mening te geven over onderwerpen waar we niets van afweten. (“Wie was volgens jou groter – Jezus of Boeddha?”) en geven ongevraagd commentaar op mensen die we niet kennen. (“Kun je geloven hoe die persoon in de trein zich gedroeg? Absolute waanzin!’). Dit komt waarschijnlijk omdat oordelen ons ego een boost geeft, net zoals een shot suiker een kortstondige rush geeft, een zoete roes. Als de kick weg is, zoeken we een andere plek om ons oordeel uit te venten, zodat we op een nieuwe golf van superioriteit kunnen surfen.
Jezus was zeker op de hoogte van dit zeer menselijke gedrag, want in zijn Bergrede zei hij: “Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt”. Ongetwijfeld hebben miljoenen kinderen die zijn opgevoed in de christelijke cultuur deze zin onder hun neus gewreven gekregen toen ze klaagden over hun broers of zussen (‘Ze heeft mijn shirt afgepakt!’ ‘Hij zit op mijn stoel!’) en daarmee de basisles van familiepolitiek geleerd: klaag niet en probeer met elkaar om te gaan. Als je klaagt, krijg je alleen maar klachten over je eigen hoofd. Als dat vermoeide ouders heeft geholpen om de vrede aan tafel te bewaren, dan is het advies van de Meester nuttig geweest. Maar diens les gaat dieper.
Als we iemands gedrag observeren en daar een negatief oordeel over hebben, waar zit die negativiteit dan? In onze eigen geest en hart. We kunnen dan wellicht wel ons oordeel delen met die persoon of met iemand anders, maar voordat het oordeel ooit onze lippen verlaat, is onze eigen geest al verduisterd door een schaduw. En vanwege de verslavende ‘suikercyclus’ van het oordelen, zullen we meestal meer en meer schaduwen aan onze geest toevoegen, een steeds grotere lading vervuiling. Dan wordt het heel moeilijk om daarvan los te komen. Daarom is het veel beter om de gewoonte vroegtijdig te stoppen, ons af te keren van kritiek en te zoeken naar dingen om te prijzen. Gebeden beginnen niet met een aanklacht tegen alles wat beperkt is, maar met een lofzang op dat wat onbeperkt is.
En als we eenvoudigweg niet kunnen leven zonder enige vorm van oordeel, geef die taak dan aan de Goddelijke Aanwezigheid. In het gebed Saum zeggen we: “…Schepper, Onderhouder, Rechter en Vergever van onze tekortkomingen…..” Het is alleen de Alwetende die met nauwkeurigheid kan oordelen. Maar nog belangrijker is de Al-Verliefde die in staat is om alle fouten te vergeven – zowel die van onze misleide buren, als onze eigen indrukwekkende verzameling van gebreken.
Vertaling Kariem Maas