Wat is zo onwaar aan het ego?
Aan het eind van een koffiepauze zei een deelnemer aan een retraite: “in dit boek wordt gesproken van ‘het onware ego’. Onwaar ego, wat is dat?” Er was jammer genoeg te weinig tijd om dit uit te diepen. Verwees deze persoon naar de Tien Soefi-gedachten waar wordt gesproken over de vernietiging van het onware ego? Kwam deze duidelijke uiting van verwarring door de aanname van de moeried dat alles van het ego onwaar is? De term ‘onwaar ego’ lijkt te veronderstellen dat er ook een waar ego is. En wat is dat?
In spirituele kringen van vele verschillende tradities is het gebruikelijk om het ego alles te verwijten. Afhankelijk van het pad en de context wordt ons gezegd om ons ego te overwinnen, ons ego te beheersen of te reinigen van onzuiverheden en zelfs om ons ego te vermorzelen. Aan de zoeker op het geestelijke pad worden verschillende oefeningen gegeven om wilskracht te ontwikkelen die nodig is om impulsen van het ‘mij-instinkt’ te beheersen. En na enige afstemming beginnen we te zien dat bijkans alle problemen in het leven door acties van het ego komen: van de ruwe, ferme – en klaarblijkelijk zeer aanwezige – ego’s van anderen, of die van ons eigen obsessieve, altijd egocentrische gezichtspunt. Welke ouder heeft niet gezegd – of gedacht – in antwoord op het melodramatische geklaag van een tiener dat het leven niet eerlijk is: “weet je, het gaat niet altijd om jou, jij bent niet het centrum van het universum”.
Om de veroordeling van het ego compleet te maken gaat Hazrat Inayat Khan zo ver het ego met de duivel gelijk te stellen (alhoewel hij duidelijk maakt dat de duivel een gesteldheid is en niet een wezen dat afgescheiden is van de Goddelijke Tegenwoordigheid, want niets is afgescheiden van God, zelf geen atoom). In volume XII van de Message Series, in een hoofdstuk over meesterschap zegt hij: “…..het ego wil altijd gevoed worden, en hoe meer je het voedt, hoe meer kracht het heeft . Waar voedt je het mee? Je voedt het met je geneigdheden, met lof van anderen, aandacht, en bevoordeeld te worden, met hulp of liefde. Of dit nu gerechtvaardigd is of niet, of je er recht op hebt of niet, dit ego is nooit voldaan, het wil steeds aandacht. Als gevolg daarvan begint het de hogere vermogens tot inspiratie en geestelijke kracht, van wijsheid en rede en rechtvaardigheid te overheersen, al deze prachtige eigenschappen. Deze Nafs of ego of Satan – want het ego is Satan – regeert al deze vermogens, en een mens kan geen heilige eigenschappen ontwikkelen tot hij het heeft vermorzeld; er is geen andere manier dan deze. Er kan geen geheiligd wezen ontstaan totdat dit allemaal is bereikt.”
Waarom spreken we dan van een ‘onwaar ego’? Het is slechts een retorisch hulpmiddel, net zoals we spreken over ‘zoet suiker’ of ‘felle zon’. Om dit te begrijpen moeten we het fenomeen van het ego nader bekijken, de identificatie van een bepaald persoon of ding met ‘ik’. In ‘Kosmische Taal’, een deel van Volume II van de Message Series, wijdt Hazrat Inayat een hoofdstuk aan het ego waarin hij duidelijk maakt dat de ziel – goddelijk in oorsprong en van nature – wordt geïdentificeerd met dat wat in de manifestatie het dichtstbij komt: het lichaam. Het voertuig – het lichaam – wordt ‘ik’, alhoewel het beperkt is, feilbaar en voorbijgaand, en het daarom niet verdient om zo’n eer te dragen. Als je de oorsprong van het leven nauwkeurig bestudeert, dan ontdek je dat alles waarvan je dacht dat het ‘van mij’ was, in werkelijkheid slechts is geleend: mijn bezittingen, mijn lichaam, zelfs mijn gedachten – dit alles zijn slechts tijdelijke gasten. Dus, wat is dan het ‘ik’?
In werkelijkheid is er slechts Eén die er aanspraak op kan maken heeft het woord ‘ik’ te gebruiken, dat wil zeggen, het Enige Wezen. Als een gerealiseerde ziel voorbij de beperkte haven van het individuele zelf zeilt en de eindeloze, grenzeloze, glanzende zee van het bestaan ontwaart, dan wordt duidelijk dat het ‘ik’ alles is. De vijftiende-eeuwse Duitse filosoof Nicolaas va Cusa (1401-1464) zei dat “God is een oneindige cirkel waarvan het centrum overal is en de omtrek nergens”. Dit betekent dat elk dimensieloos punt van het oneindige bewustzijn ‘ik’ is. De eerder genoemde ontroostbare tiener is uiteindelijk ook het centrum van het universum – maar hij of zij gaat eraan voorbij dat dat voor elk atoom geldt, elk deeltje en elk wezen (en vanuit die onwetendheid en afgescheidenheid komt het ongelukkige gevoel voort). Vanuit dit gezichtspunt bezien wordt duidelijk dat het medeleven van de verlichte ziel met de pijn van anderen niet denkbeeldig is; het is daar omdat elke zorg van elk wezen ‘mijn’ zorg is, net als alle vreugde ‘mijn’ vreugde is. Met andere woorden: het is niet het ego dat onwaar is, maar de verkeerde identificatie van het ego met een klein deel van het oneindige huis met schatten dat het tehuis en het erfdeel is van elk wezen. Het is daarom niet het ego als zodanig dat vermorzeld wordt, maar het onware begrip ervan. In werkelijk gaat het om het verruilen van armoede met oneindige rijkdom – maar het is zo moeilijk te realiseren!
Tr. Kadir Troelstra
Wat fijn om deze tekst in het Nederlands te kunnen lezen. Dank Kadir
Prachtig uitgelegd; dank je wel!
Ganesh