Waarom vol mededogen?
Alle ouders weten dat er momenten zijn waarop zelfs het meest gelukkige kind zonder duidelijke reden nukkig is. Bij dergelijke gelegenheden is het misschien mogelijk om de kleine met enige activiteit af te leiden, maar vanuit spiritueel oogpunt lost dit het ongeluk niet op; het dekt het alleen maar toe. De onherkenbare oorzaak van de stemming blijft bestaan. En als volwassenen hebben we soortgelijke momenten, wanneer we ons ondanks alles wat positief is in ons leven – vriendschappen, familie, carrière, prestaties, wat het ook is dat voor ons belangrijk is – ontevreden en gefrustreerd voelen.
In zijn stukken over de vrijheid van de ziel vertelt Hazrat Inayat Khan ons dat onze ware aard – niet de aard van onze beperkte identiteit, maar de aard van de ziel, de goddelijke vonk die ons bezielt – oneindig is. Dus is het niet verwonderlijk als we ons soms schaven aan onze opsluiting. Inayat Khan zegt dat het leven van de ziel vrijheid is: “Zij kent niets anders dan vreugde en ziet niets anders dan schoonheid. Haar eigen aard is vrede, en haar wezen is het leven zelf. Zij is niet intelligent, zij is de intelligentie zelf. Zij is geest; haar natuur is niet menselijk maar goddelijk.”
Goddelijke intelligentie is alles doordringend. Zolang we opgesloten zijn in onze eigen identiteit, houden we in het bewustzijn onze eigen waarnemingen, gedachten en gevoelens vast, maar we moeten ons inspannen om te herkennen wat anderen denken en voelen. Wanneer we boven onze persoonlijke grenzen uitstijgen – wanneer we, zoals de soefi’s zeggen, sterven voor we dood gaan – dan merken we dat de oceaan van intelligentie zich tot in het oneindige uitstrekt.
In die oneindigheid ligt de bron van het Goddelijke Mededogen. In het gebed Saum spreken we de Goddelijke Aanwezigheid aan als ‘Allergenadigst en Barmhartig’ – maar waarom zo vol mededogen, en wat betekent mededogen? Het is niet iets wat gedefinieerd wordt door gedrag; als dat zo was, zou het slechts mechanisch zijn. Compassievol gedrag bloeit op als gevolg van het eerste gevoel van de pijn of het verdriet van een ander. Omdat de Goddelijke Aanwezigheid oneindig is en alles doordringt, observeert deze ons niet alleen, maar zijn we – met alles wat in ons wervelt – niets anders dan de ervaring van het Goddelijk Bewustzijn, rimpelingen op het oppervlak van de grenzeloze zee. De oneindige Intelligentie die elke pijn en ook elke vreugde van ons waarneemt, is in feite diezelfde Goddelijke Geest.
Om deze reden kan er niets verborgen worden. Zoals verschillende Geschriften hebben geleerd, wordt alles onthuld wanneer we dit vlak van fysieke beperking verlaten – onze hoop, onze angsten, onze pogingen tot goedheid en al onze leugens tegenover anderen en onszelf. Maar zoals we verdriet hebben om onze tekortkomingen en fouten, kunnen we ook hoop hebben op vergeving – want het is de Goddelijke Aanwezigheid die alles heeft meegemaakt – ons verlangen, onze fouten, onze blindheid en ook ons berouw.
Vertaling Kariem Maas